Waarom democraten elkaar vertrouwen
De fundamenten van democratie in de context van Europese integratie

3 april 2024
Janusch Ziegler

In 2024 vraagt Charge studenten die recent hun opleiding hebben afgerond om een artikel te schrijven naar aanleiding van het onderwerp van hun afstudeeronderzoek.

Janusch Ziegler schrijft over de fundamenten van democratie in de context van Europese integratie naar aanleiding van zijn scriptie ‘Voorbij nationaal-democratische politiek: Over de verhouding tussen burger en staat in een democratisch Europa die hij schreef tijdens de master Encyclopedie en Filosofie van het Recht aan de Universiteit Leiden.

Grote uitdagingen dwingen tot intensievere samenwerking. Maar het onderhandelen van nationale regeringen dat aan alle Europese besluitvorming voorafgaat, zit Europese politieke daadkracht in de weg. Doordat nationale soevereiniteit doorslaggevend blijft en democratische verantwoording voornamelijk op nationaal niveau wordt afgelegd, moet steeds een 27-delige hindernisbaan worden afgerond voordat gemeenschappelijk handelen mogelijk is. Een deliberatieve benadering van democratie biedt perspectief op een uitweg.

Vaak wordt gesteld dat de pragmatische samenwerking tussen democratische natiestaten in de EU wat betreft de politieke organisatie van Europa het hoogst haalbare is. Het Europese volk bestaat niet, zo luidt een veelgehoord argument, dus een democratische federatie naar Amerikaans model zou wegzakken in het Europese drijfzand van verschillende nationaliteiten. Culturele diversiteit, taalbarrières en onderlinge competitie zouden de supranationale organisatie van Europese democratie onmogelijk maken. Maar klopt het wel dat de democratische bloem alleen in zelfstandige naties bloeit, of kan democratische eenheid nationale grenzen overstijgen? Is het niet mogelijk om democratie te enten op het bestaande multinationale verbond van samenwerkende Europese staten?

Deze kwestie hangt samen met de vraag wat democratie inhoudt. Wat maakt het ‘democratisch zijn’ van een staat en samenleving mogelijk? Kort gezegd vereist dit ‘democratisch vertrouwen’: dat een gemeenschap zijn eigen zelfbestuur vertrouwt. Omdat in democratieën iedereen inspraak in de besluitvorming gegund wordt, moet iedereen in staat zijn op het beoordelingsvermogen van anderen te vertrouwen – zelfs als dat onbekenden zijn. Daarbij moet iedereen besluiten kunnen accepteren, ook al gaan die tegen eigen opvattingen in. Zonder dit democratisch vertrouwen worden de uitkomsten van gemeenschappelijke besluitvorming niet als legitiem geaccepteerd, wordt de uitvoering van democratische besluiten onmogelijk en loopt dus de maatschappelijke vrede gevaar. Zo is democratisch vertrouwen essentieel, maar hoe komt het tot stand? En is democratisch vertrouwen in een Europese context wel mogelijk? De opvattingen ten aanzien van deze vragen vallen grofweg in twee kampen uiteen.

Identiteit als democratisch fundament

De (gangbare) nationalistische opvatting beziet dit vraagstuk vanuit het perspectief van de staat en diens overheidsinstanties, die inbedding in de gemeenschap die zij besturen nodig hebben. In deze top-down benadering wordt het noodzakelijk gesteld dat de bevolking van een staat ervaart om als één geheel – als volk, de demos in democratie – te worden vertegenwoordigd door de staat en hoe die optreedt. Slechts wanneer een gemeenschap zichzelf ziet als onafhankelijke natie zou die volkservaring zo krachtig zijn dat democratie mogelijk is. Deze volkservaring zou essentieel zijn (Ziegler, p. 11), meer nog dan democratische formaliteiten als het kiesrecht en de vrijheid van meningsuiting, wil een staat kunnen slagen als democratie. Alleen wanneer een staat zich met de nationale identiteit van de gemeenschap associeert, zou diens soevereine daadkracht door de gemeenschap worden vertrouwd en geaccepteerd.

Dit natiegevoel heeft een ingebeeld, enigszins irrationeel karakter. Eigenlijk is de natie te enorm om daar alle leden van te kennen en te vertrouwen als medestander. Toch staat dit niet in de weg van de reële verbindende kracht van dit gevoel, gegrond in de gedeelde geschiedenis, taal en (politieke) cultuur die de gemeenschappelijke sociale realiteit vormen. Waar het racistische idee dat ook etniciteit nationale identiteit bepaalt gelukkig niet meer wordt geaccepteerd (al zijn zulke ideeën zeker niet uitgebannen), zijn bepaalde normen, waarden en gebruiken (en de acceptatie daarvan) vandaag de dag des te belangrijker als kenmerken van nationale identiteit. In de noodzakelijkheid van zulke kenmerken ligt de keerzijde van het idee van nationale identiteit: die dingen die een volk als zelfstandige natie zouden onderscheiden (en inzetbaar zijn om het uiteenlopen van belangen te lijmen), bepalen net zo goed wie er vanwege hun ‘anders-zijn’ geen zeggenschap toekomt. Als democratisch vertrouwen alleen kan voortkomen uit de volkservaring die nationale identiteiten bieden, lijkt het inderdaad onmogelijk om de gemeenschappelijke Europese politiek democratisch vorm te geven – de vele identitaire grenzen van Europa zitten in de weg. Het probleem van deze benadering is dat aangezien nu gemeenschappelijke Europese besluitvorming steeds vakerweer noodzakelijk blijkt, er daarmee voor de democratische natiestaat minder speelruimte overblijft. Zolang dit niet kan worden gecompenseerd door democratie op Europees niveau, leidt Europese besluitvorming en de daarvoor benodigde integratie tot een verzwakking van de democratie in Europa. 

Communicatie als basis voor democratie

In de deliberatieve opvatting van democratie is niet identiteit maar communicatieve uitwisseling de factor die de samenhang van een democratisch systeem bepaalt. Democratie wordt bezien vanuit de gemeenschap zelf, met een bottom-up perspectief waarin de processen centraal staan die het mogelijk maken dat een samenleving democratisch functioneert. Niet het irrationele gevoel een volk te zijn, maar juist een rationeel vertrouwen in de meerwaarde van gemeenschappelijke besluitvorming zou het vertrouwen funderen dat een gemeenschap heeft in zijn democratische zelfbestuur en de staat die daaraan uitvoering geeft.

Maar waarom zou het accepteren van en vertrouwen op besluitvorming met inspraak van onbekenden rationeel zijn? Allereerst moet wie zichzelf genoeg vertrouwt om principieel inspraak in de gemeenschappelijke besluitvorming op te eisen, ook accepteren dat anderen vanuit datzelfde principe inspraak opeisen. Daarnaast zou de inspraak van volstrekte onbekenden juist door hun andere kijk op zaken waardevol zijn. Waarom? Omdat besluitvorming gebaseerd op het delen van kennis, uitwisselen van informatie, en eerlijk wegen van standpunten en argumenten áltijd rationeler en beter is dan besluiten waaraan geen (of minder) deliberatie voorafgaat. Vertrouwen op gemeenschappelijke besluitvorming is daarmee rationeel, des te meer naarmate daarbij meer mensen betrokken kunnen worden. De legitimiteit van besluitvorming komt daarmee niet van irrationeel groepsgevoel af te hangen, maar van de procedures en structuren die deliberatieve besluitvorming mogelijk maken en hun effectiviteit (Ziegler, p. 13). 

Voor democratie gebaseerd op de massale rationele keuze voor het grotere probleemoplossende vermogen van deliberatie is de mogelijkheid van communicatie op gemeenschapsniveau (als voorwaarde van deliberatie) bepalend. Het deliberatieve perspectief biedt zo een rationele verklaring voor de democratische waarde van nationale identiteit: de ontwikkeling van communicatie op gemeenschapsniveau (denk bijvoorbeeld aan taalstandaardisering), zowel product als aanjager van de vorming van nationale identiteit, laat democratie gedijen. Maar de natiestaat is niet langer het eindstation van democratische ontwikkeling; grensoverschrijdende democratie zou met grensoverstijgende deliberatie tot stand te brengen zijn (Ziegler, p. 15). Europese democratie hoeft daarmee niet te wachten op de geboorte van een Europees volk, maar kan actief opgebouwd worden met procedures en structuren voor Europa-brede deliberatie, bijvoorbeeld door Europese politiek te bedrijven vanuit pan-Europese partijen in plaats van tactische allianties van nationale partijen.

En voor Europa?

Het vraagstuk van Europese democratie kan dus beter worden opgevat als de uitdaging om de politieke structuur van Europa zo in te richten dat op alle bestuursniveaus een balans bestaat tussen gemeenschappelijke inspraak en politieke daadkracht, waarbij democratisch vertrouwen kan gedijen. Een lastige opgave, maar niet onmogelijk – in tegenstelling tot de utopische droom om een enkele identiteit te smeden uit de veelheid van Europese nationale culturen. De keuze die in Europa gemaakt moet worden is of toegelaten wordt dat voortdurende onderlinge verschillen democratie belemmeren, of dat er manieren gevonden worden om democratie hand in hand te laten gaan met de Europese pluraliteit. Want hoe verschillend Europa ook is, Europeanen we zullen op elkaar moeten vertrouwen.  


Bronnen:

Toespraak van minister-president Mark Rutte bij de Bertelsmann Stiftung, Berlijn (2018)
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2018/03/02/toespraak-van-minister-president-mark-rutte-bij-de-bertelsmann-stiftung

Dit artikel put voornamelijk uit: Ziegler, J. (2023), in: Voorbij nationaal-democratische politiek: Over de verhouding tussen burger en staat in een democratisch Europa [Masterscriptie, Universiteit Leiden] 

De delen van de scriptie waar hier naar gerefereerd wordt zijn geschreven aan de hand van de volgende bronnen:

Baudet, T., (2012), ‘De democratische rechtsstaat’ in: De aanval op de natiestaat (h.7), Prometheus, Amsterdam 2012.

Fukuyama, F. , (2018), 'Volksverhalen’ in: Identiteit: waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek (h.13), vertaling van ‘Identity: The Demand for Dignity and the Politics of Resentment’, vertaald door R. Vernooy, Amsterdam/Antwerpen: atlas contact 2019.

Habermas, J. (1996) ‘Drei normative Modelle der Demokratie’, vertaald door L. Pijnenburg in: Jürgen Habermas: over democratie (h.2), Amsterdam: Boom 2020.

Habermas, J. (2008) ‘Hat die Demokratie noch eine epistemische Dimension? Empirische Forschung und normative Theorie’, vertaald door L. Pijnenburg in: Jürgen Habermas: over democratie (h.3), Amsterdam: Boom 2020.

Habermas, J. (1996) ‘Inklusion – Einbeziehen oder Einschliessen? Zum Verhältnis von Nation, Rechtsstaat und Demokratie’, vertaald door L. Pijnenburg in: Jürgen Habermas: over democratie (h.5), Amsterdam: Boom 2020.


Meer

Democratische vernieuwing

Achtergrondartikel

Wetenschap en democratie
Waarom democratische vernieuwing broodnodig is (Deel 2)

Lees het artikel