In gesprek over democratie: Het eerste symposium van Charge

Op het eerste symposium van Charge, een samenwerking met de Universiteit voor Humanistiek, profileerde Charge zich als platform voor discussie. Wetenschappers, politici en Volt-leden gingen ruim anderhalf uur met elkaar in gesprek. Het symposium op het ledencongres van Volt Nederland op 20 januari 2024 stelde het onderzoek naar succesfactoren voor democratische vernieuwing centraal. Het onderzoek leidde tot een levendige discussie die we graag weer oppakken op de lancering van Charge op 20 maart 2024 in Amsterdam. Een impressie van de middag met gastbijdragen van politicoloog Frank Hendriks, historicus Annelien de Dijn en Tweede Kamerlid Marieke Koekkoek.

Onderzoek naar democratische vernieuwing

Kors Visscher, promovendus aan de Universiteit voor Humanistiek, presenteerde de eerste inzichten van het onderzoek “Succesfactoren voor democratische vernieuwing”. Doel van deze literatuurstudie is het onderscheiden van concrete succesfactoren binnen de uiteenlopende vormen van democratische vernieuwing, maar ook het creëren van houvast in de snel groeiende hoeveelheid literatuur over dit onderwerp. Maar waar hebben we het over als we spreken over democratische vernieuwing? Kors definieerde democratische vernieuwing als “middel om burgers, op een manier die op dat moment nog niet gebruikt werd, deel te laten nemen aan het politieke proces". De democratie-opvattingen die in het onderzoek centraal werden gesteld zijn “deliberatieve democratie” en “participatieve democratie”.

De aspecten van democratische vernieuwingen, zoals burgerberaden en -fora, werden in het onderzoek ingedeeld in een framework van ontwerpfactoren in de categorieën input, throughput en output. Bij input moet gedacht worden aan alles wat voorafgaat aan het proces: het doel van de democratische vernieuwing, de transparantie van het proces, hoe inclusief het is opgezet en de mate en vorm van representatie onder de deelnemers. Throughput gaat over het proces zelf: de inrichting en duur van het proces, de manier waarop besluiten worden bereikt, en privacy-borging van deelnemers. De laatste categorie output gaat alles wat er na het proces komt kijken. Denk daarbij aan evaluatie, verantwoording en of er daadwerkelijk iets gedaan wordt met het behaalde resultaat.

Kors presenteerde voorlopige aanbevelingen voor de politiek. Voor een aantal ontwerpfactoren blijkt het vanwege de aandacht ervoor in de literatuur mogelijk om te spreken over “good practices”, maar er zitten ook gaten in de literatuur. Zo bleek dat factoren in de categorie output relatief weinig beschreven worden. Een vraag die daardoor rijst is: heeft een deliberatief burgerforum wel zin als het geen publieke waarde creëert?

Deliberatieve referenda

In zijn reactie onderstreepte Frank Hendriks, hoogleraar Vergelijkende Bestuurskunde aan de Tilburg University en auteur van het boek “Rethinking Democratic Innovation”, het belang van deze vraag: “Vaak wordt er gedacht dat de burger simpelweg een stem geven al goed genoeg is, maar volgens burgers zelf is dit niet waar, zij hechten juist veel waarde aan de output.” 

Maar hoe kan de overheid meer aandacht en legitimiteit geven aan de output van democratische innovatieprocessen? Frank stelt dat burgers uit het bredere publiek (het zogenoemde “maxi-publiek”) zich vaak niet gerepresenteerd voelen door de deelnemers aan een burgerforum (het “mini-publiek”). Hij ziet heil in het voorbeeld van Ierland, daar werd het vaak als succesvol beschouwde burgerforum over gevoelige zaken als het homohuwelijk en abortus opgevolgd met een referendum. De uitslag van het mini-publiek wordt dan als het ware beoordeeld door het maxi-publiek (lees erover in dit stuk van De Correspondent).

Iemand uit de zaal reageerde dat referenda doorgaans gezien worden als sterk vereenvoudigde ja/nee-vraagstellingen over complexe vraagstukken. Kors zei hierover: “Je kan een referendum ook ingewikkelder maken dan een ja/nee vraag, bijvoorbeeld dus als het Ierse voorbeeld waarin het een afsluiting is van een deliberatief proces.” Frank sloot zich hierbij aan: "Een deliberatief referendum kan ook bestaan. [...] Veeg [referenda] niet te snel van tafel, kijk ook naar de hybrides van delibereren en stemmen.” Maar, vervolgde Frank, “Is dat niet gevaarlijk?”. De resultaten zouden immers voor sommigen ongewenst kunnen zijn. “Dat is democratie”, zei Frank, “zoek die frictie en dat ongemak op, in theorie en praktijk is dit mogelijk.”

Maatschappelijke context

Annelien de Dijn, hoogleraar Moderne Politieke Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en auteur van het boek “Vrijheid, een woelige geschiedenis”, duidde de eerste inzichten met een aantal historische vergelijkingen. Ze sloot zich aan bij Frank dat het onderzoek interessante bevindingen had, maar merkte ook op dat er in de discussie meer aandacht moet worden besteed aan de maatschappelijke context waarin democratische vernieuwingen worden geïmplementeerd. Zij stelde dat het heersende debat over democratische vernieuwing zich te sterk blindstaart op het oplossen van het populisme, maar de context daarbij teveel uit het oog verliest: 

“De opmars van de PVV wordt geduid als een gevolg van het gebrek aan functioneren van onze representatieve democratie: burgers worden volgens dit perspectief niet gehoord, en democratische vernieuwing zou hiervoor een antidotum kunnen zijn tegen de opkomst van partijen als de PVV. [...] Als we weerstand willen bieden tegen radicaal rechtse partijen moeten we ons niet in eerste instantie focussen op democratische vernieuwing, we moeten juist de rechts-paranoïde gedachten aanvankelijk bestrijden.”

Annelien nam de zaal mee naar de Gilded Age in de Verenigde Staten, aan het eind van de 19e eeuw, voor haar historische voorbeeld van een ondoordachte democratische vernieuwing. De VS kende toen extreme welvaartsongelijkheid en de rijken hadden veel politieke invloed. Als poging tot democratisering streed de People’s Party voor burgerinitiatieven en bindende referenda. Deze werden inderdaad geïmplementeerd; echter maakten juist de rijken gebruik van deze nieuwe mogelijkheden door lobbygroepen in te schakelen die veel beter georganiseerd waren dan burgers. Hierdoor had de democratische vernieuwing niet het gewenste democratiserende effect. Totdat het belastingsysteem hervormd werd, was de democratische vernieuwing nutteloos, aldus Annelien. 

Stof tot nadenken voor de politiek

Volt-kamerlid Marieke Koekkoek gaf een eerste reactie op het onderzoek vanuit de politieke realiteit. Marieke herkende een aantal zaken die Kors besprak uit de praktijk, zoals de discussie of deelnemers de vraagstelling van een deliberatief proces zelf mogen beïnvloeden, en de zorgen die er bestaan over wat er met de uitkomsten gedaan zal worden. 

Marieke zei zich hard te willen maken voor de implementatie van het permanente nationale burgerberaad, waar Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen een pleidooi voor schreef. Voor Volt ligt er volgens Marieke ook de taak om dieper na te denken over meer manieren om burgers te betrekken. Ook zou het goed zijn om de verschillende middelen met een open vizier te benaderen: de combinatie van een burgerforum met een aansluitend referendum, voorgesteld door Frank, zou serieus overwogen moeten worden.

Uit de reacties uit de zaal bleken grote verschillen van mening over het nut van burgerparticipatie en deliberatie voor het vertrouwensherstel voor de democratie. Zo bestond er bij sommigen vertrouwen in de kracht van representatieve democratie, terwijl anderen juist geloofden in “verplichte en verbindende burgerberaden” en “burgerparticipatie op alle bestuurlijke niveaus”. 

De discussie is duidelijk nog niet af, maar het onderzoek naar democratische vernieuwing is dat binnenkort wel. Het eindrapport zal worden gepresenteerd tijdens de lancering van Charge op 20 maart 2024 en het rapport volgt snel daarna.


Vorige
Vorige

Olympe de Gouges: De vergeten pionier van het feminisme

Volgende
Volgende

Europa in een spagaat: Open strategische autononomie